Van een beetje grieperig naar een levensbedreigende bloedvergiftiging
Ze voelde zich wat grieperig, dacht Anna (15). Maar in plaats van op te knappen, ging ze in één nacht ineens heel heftig onderuit. “Ik voelde me plotseling doodziek, ik kon niet eens meer op mijn benen staan.” In het ziekenhuis blijkt ze een levensbedreigende bloedvergiftiging te hebben. Zo ernstig dat eerst een deel van haar voeten en daarna zelfs een deel van haar rechteronderbeen moest worden geamputeerd. “Het enige wat ik nu wil, is weer voetballen.”
“De huisarts zag me en zei meteen: ik bel nu een ambulance”, vertelt Anna. “Ik schrok niet eens, zo slecht voelde ik me.” Ze blijkt een septische shock te hebben. In het ziekenhuis wordt Anna meteen aan de beademing gelegd. “Overal werden sliertjes en draadjes aan me vastgemaakt. Dat was vreemd. Ik werd in slaap gebracht, vijf dagen lang. Ze dachten eerst aan hersenvliesontsteking. Maar na een paar dagen ontdekten ze: het is bloedvergiftiging, veroorzaakt door een meningokokkenbacterie.”
Nadat Anna in slaap is gebracht, wordt ze naar de kinder-IC in het UMC in Groningen gebracht. Dat zijn spannende dagen voor het hele gezin, vertellen ouders Simone en Robert. En helaas ook heel herkenbaar. “Zes jaar eerder was Niels, onze oudste zoon, betrokken bij een ernstig auto-ongeluk. Hij moest ook naar de IC. Drie weken lag hij in slaap, op dezelfde afdeling als waar nu Anna lag. Toen we aankwamen met Anna, keken artsen op de afdeling ons aan met zo’n blik van: hé, ik ken jullie. Het was heel vreemd opnieuw daar te zijn, weer in die achtbaan vol zorgen.”
Gevoel van warmte
Anna: “Terwijl ik in coma lag, verbleven mijn ouders en broers, Lars en Niels, in Ronald McDonald Huis Groningen. Dat kende ik nog van toen Niels zo ziek was. Ik vond het Huis heel leuk, weet ik nog. Ik kon overal spelen. En ook nu was het Huis heel fijn. Toen ik na vijf dagen wakker werd, voelde ik me nog steeds heel ziek en had ik veel pijn. Het was heel fijn dat papa en mama in de buurt waren en mijn broers ook. We deden veel spelletjes. Om en om bleven mijn ouders bij me slapen.”
“In het Huis vonden we snel ons thuisgevoel”, vertellen Simone en Robert. “Het was ons rustpunt. We konden er onze dagelijkse dingen doen: een wasje draaien, ontbijt maken. We hoefden niet met anderen te praten, maar het kon wel. En de vrijwilligers zorgden ervoor dat alles in het Huis op rolletjes liep. Ze vroegen regelmatig hoe het was met Anna. Hun betrokkenheid gaf ons een gevoel van warmte.”
Een deel amputeren
Door de bloedvergiftiging hebben Anna’s benen niet voldoende doorbloeding gehad. Haar tenen zijn zwart en vooral haar rechteronderbeen is ernstig aangetast. “Ik had heel veel pijn. Het was ook gek om mijn been te zien. Er zaten zwarte plekken op; er vielen zelfs stukjes vanaf. En mijn tenen waren helemaal uitgedroogd. Ik leek wel gebeten door een zombie.
Na zes weken gaat Anna naar het brandwondencentrum in Groningen. Daar wordt van haar beide voeten een deel geamputeerd. Ook worden op beide benen huidtransplantaties gedaan. “Ik had al wel een beetje verwacht dat mijn tenen eraf moesten, maar uiteindelijk moest ook een deel van mijn rechteronderbeen worden afgezet. Dat was heel heftig. Maar ik wilde hoe dan ook beter worden en dit was de enige optie.” Het is een grote omslag voor de sportieve Anna om aan een rolstoel te moeten wennen, in afwachting van de prothese. “Het was heel fijn om verpleging en pedagogisch medewerkers om me heen te hebben. Die wisten altijd wat ze moesten zeggen. Daar heb ik veel steun aan gehad.”
Dichtbij in de Hoeve
Na de amputaties moet Anna revalideren. Daarvoor gaat ze naar het revalidatiecentrum in het Friese Beetsterzwaag. “Het rare is: die plek kende ik ook al. Niels moest na het auto-ongeluk ook revalideren, in hetzelfde revalidatiecentrum. Wij verbleven toen in de Hoeve, vakantiehuis van het Ronald McDonald Kinderfonds. Vroeger vond ik het heel leuk om daar te spelen, samen met Lars. Het leek wel een beetje vakantie. Nu is het fijn dat mijn ouders weer in het vakantiehuis verblijven en zo dicht bij me zijn. Als ik een spelletje wil spelen, zijn ze er binnen een paar minuten.” Met een lach: “En als ik even rust wil, kunnen ze mooi in de Hoeve terecht.”
“Nu het steeds beter met me gaat, mis ik vooral mijn vriendinnen en mijn normale leven. Naar school gaan, hangen met vriendinnen, voetballen.” Anna is de ene helft van de week in het revalidatiecentrum, de andere helft van de week thuis. “Gelukkig hebben ze in mijn klas een robot en kan ik zo op afstand meedoen met de klas. En als ik straks mijn prothese heb, ga ik weer voetballen, zeker weten!”