Uitrusten in het Huis
tijdens een heftige periode
Het is 5 december, pakjesavond, als Femke uitrust op de bank na een dag voor de klas. Ze is 25 weken zwanger en heeft al weken last van harde buiken. “Ik was al minder gaan werken, deed het rustiger aan. Maar toen ik opstond, voelde ik een drukkend gevoel in mijn buik. Ineens stroomde het bloed langs mijn benen. Het was helemaal mis.”
In het ziekenhuis ontdekken ze dat Femkes baarmoedermond al openstaat. Ze wordt doorgestuurd naar het UMC in Maastricht, waar allerlei echo’s en scans volgen. “Toen ik ’s nachts naar de wc moest, voelde ik weer dat drukkende gevoel. En opnieuw stroomde het bloed langs mijn benen. In paniek drukte ik op een alarmknop. Voor ik het wist, stond mijn kamer vol zorgverleners. Ineens kreeg ik een weeënstorm. Ik had zoveel pijn, urenlang. Ik dacht dat ik doodging.” Partner Lesley houdt haar handen vast: “Alle emoties gierden door mijn lijf. Maar ik kon niets doen, je wordt geleefd op zo’n moment.”
Zelf ademen
Na zes uur heftige weeën had Femke nog maar één centimeter ontsluiting. Een spoedkeizersnede onder volledige narcose moet hun kindje redden. Lesley: “Zendé huilde meteen toen hij uit Femkes buik werd gehaald. En hij ademde helemaal zelf. Heel bijzonder, het gaf al aan hoe ontzettend sterk hij was. Zelfs met 26 weken.”
Terwijl in de couveuse allemaal draadjes en snoertjes aan Zendés lijfje worden vastgemaakt, gaat het helemaal niet goed met Femke; ze raakt in shock. Haar bloed blijkt verzuurd door onbehandelde diabetes; door insulinetekort belanden er veel te veel afvalstoffen in haar bloed. Femke is in levensgevaar en moet onmiddellijk naar de IC.
Bij elkaar zijn
Maar net als Zendé, is ook Femke sterk. Lesley: “Al na een uur werd ik gebeld; Femke was wakker.” In de dagen die volgen, slapen ze alle drie op verschillende afdelingen in het ziekenhuis. Femke: “Het duurde even om vast te stellen dat ik geen zwangerschapsdiabetes had, maar diabetes type 1. Ik lag op de IC, Lesley sliep op de kraamafdeling en Zendé lag in zijn couveuse. We voelden ons vreselijk daarover. We wilden alleen maar bij elkaar zijn. In mijn IC-bed keek ik mijn eigen bevalling terug. Alleen, via een filmpje en foto’s. Dit was zó anders dan ik me had voorgesteld.”
Samen uithuilen
Femke knapt op en mag het ziekenhuis uit, maar Zendé blijft achter op de NICU. “We mochten overnachten in het Ronald McDonald Huis. Dat kenden we alleen van het donatieboxje bij McDonald’s. We hadden geen idee wat we konden verwachten. Maar wat voelden we ons meteen thuis. Alles was er, en we konden ons samen terugtrekken op onze slaapkamer. Daar konden we rusten. Of even hard huilen als we vol emotie zaten.”
Het contact met andere ouders in het Huis is heel waardevol voor Femke en Lesley. “Je begrijpt elkaar zo goed. Je kunt samen uithuilen of juist je gedachten verzetten en kletsen over normale dingen. Met sommige moeders uit het Huis heb ik nu nog contact; je krijgt een speciale band in zo’n heftige tijd van je leven.”
‘Om twaalf uur middernacht huilde ik van geluk, we waren samen’
Heerlijk kerstdiner
Zendé is onvoorstelbaar sterk, maar heeft ook ups en downs. “Rond de kerstdagen werd Zendé ineens bleker. Hij had vanaf de geboorte een vrij rode huid, zoals premature baby’s dat hebben. Maar omdat ik elke dag bij hem zat, zag ik meteen het verschil. Na onderzoek bleek dat hij te weinig rode bloedcellen had en moest hij een bloedtransfusie krijgen. Als ik niet de hele tijd zo dicht bij hem was geweest, had ik dat misschien niet gezien.”
Wekenlang wordt het stel geleefd door alle zorgen om Zendé, het kolven en het leren insuline spuiten bij Femke. “Het Huis gaf ons rust. De vrijwilligers waren zo lief, zo betrokken. Ze wisten precies wat te zeggen. Ze kenden onze namen, vroegen hoe het met Zendé ging. Tijdens de kerstdagen werd er gezorgd voor een heerlijk kerstontbijt en -diner. In al onze zorgen om Zendé hadden we dat nooit zelf geregeld.”
Waterval van tranen
Op oudjaarsnacht gaan Lesley en Femke ’s avonds naar Zendés afdeling. “We wilden bij hem zijn als het nieuwe jaar begon. De verpleging had de champagne al klaarstaan. Daar zaten we bij elkaar, bij Zendés couveuse. Om twaalf uur middernacht huilde ik een waterval. Niet van verdriet, maar van geluk. Want we waren samen, bij elkaar. Zendé leeft, dachten we. Wat zou het ons uitmaken hoe we uit het ziekenhuis kwamen – als we er maar uit kwamen.”
Na twee maanden mag Zendé naar het ziekenhuis in hun woonplaats. “Toen realiseerden we ons nog meer hoe ontzettend waardevol het Ronald McDonald Huis is. De verpleging en artsen waren heel lief. Maar Zendé lag daar twee weken alleen, in een ziekenhuisbedje in zo’n grote zaal. We konden veel bij hem zijn, maar het was niet zoals toen we in het Huis verbleven. Wat waren we blij toen hij eindelijk mee naar huis mocht.”
“Het gaat nu ontzettend goed met Zendé; zijn ontwikkeling verloopt heel goed. We kijken al uit naar zijn verjaardag en de feestdagen met familie en vrienden. Maar tijdens die feestdagen zullen we voor altijd denken aan die ziekenhuisperiode, en de rust die we vonden in het Ronald McDonald Huis.”