Laat op de avond stond ik op de stoep van het Ronald McDonald Huis
Na een paar dagen gesnotter van Minte, net 5 weken oud, gaat moeder Monique even met haar langs de huisarts. Voor een recept tegen de verkoudheid, denkt ze. Maar een dag later ligt Minte op de IC in Groningen. “Op mijn vraag of Minte het wel zou halen, kon de verpleegkundige geen antwoord geven.”
Na een nacht vol hoestbuien belt Monique de huisarts. “Hij wierp één blik op Minte en stuurde ons door naar het ziekenhuis. Het RS-virus, dacht hij.” Dat zorgt voor een luchtweginfectie, die zeker voor baby’s erg heftig kan uitpakken. Monique schrikt er niet meteen van. “Mintes broer Liam had als baby ook eens een RS-virusinfectie, maar hij knapte snel op na medicatie.”
Niet naar huis
In het ziekenhuis krijgt Minte plakkertjes en meters aan haar kleine lichaam. Het alarm van haar saturatiemeter gaat constant af. “Wat een waardeloos ding, dacht ik. Die meter is vast stuk.” Maar de meter is niet stuk. Mintes gezondheid gaat met sprongen achteruit. Ze wordt steeds grauwer. Ze heeft een ontsteking in haar longen en mag niet naar huis. Vader John-Paul komt zo snel mogelijk. “Toen ik vertrok, had Minte een beetje een snotneus. Nu lag ze ineens in een glazen ziekenhuisbedje, aan het zuurstof en de sondevoeding. Het was alsof de grond onder me wegzakte." "Het was verschrikkelijk haar zo te zien,” vult Monique aan. “Ik kon op haar kamer overnachten, maar ik heb nauwelijks geslapen van de zorgen en drukte. Elk halfuur kwam er verpleging voor controle.”
Hard vechten
De volgende dag gaat het nog slechter met Minte. “Ze moest zo hard vechten dat de artsen bang waren dat ze uitgeput zou raken, en ‘ermee stopte’.” Minte moet naar de IC in UMC Groningen. “Mijn moederhart brak in miljoenen stukjes. Ik kon alleen maar denken: op de IC gaan mensen dood. Ons meisje gaat misschien dood.” Minte wordt in slaap gebracht voor de ambulancereis. “De kamer stond vol artsen en verpleegkundigen. In het midden lag ons kleine meisje in een groot bed. Heel veel snoeren, buisjes, toeters en bellen en slap als een lappenpop aan de beademing. Het deed zo’n pijn om dat te zien.”
“In Groningen vroeg ik aan een verpleegkundige: ‘Ze haalt het toch wel?’ Daarop kon ze geen antwoord geven. Dat was vreselijk. Het enige wat je wilt horen, is iets bemoedigends. Ik kon alleen maar huilen.”
Samen zijn was wat telde
“Het is ruim een uur op en neer reizen van Groningen naar onze woonplaats. Gelukkig regelde de verpleging een plek voor ons in Ronald McDonald Huis Groningen. Dat kende ik alleen van de donatiehuisjes bij McDonald’s. En nu ineens stond ik er op de stoep. Het was al laat op de avond, maar ik werd met open armen ontvangen door de vrijwilligers. We kregen een grote familiekamer toegewezen, voor als John-Paul met de broers en zus van Minte zou komen. Ik voelde me er meteen veilig en vertrouwd, en viel die avond snel in slaap.” De volgende ochtend loopt Monique met een steen in haar maag naar het ziekenhuis. Op de ziekenhuiskamer ligt Minte aan een speciaal beademingsapparaat, en ze krijgt antibiotica vanwege een longinfectie. “Gelukkig kwamen John-Paul en onze andere kinderen ook naar Groningen. Samen zijn was nu het enige wat we wilden.”
Warm gebaar
Monique en John-Paul leven tussen hoop en vrees. “Op de afdeling zagen we andere kinderen met het RS-virus sneller opknappen, maar voor Minte was de weg langer. De artsen probeerden haar medicatie af te bouwen, maar dat ging keer op keer niet goed.” Gelukkig vindt het gezin in het Ronald McDonald Huis ritme en afleiding. “We moesten zelf boodschappen doen en onze maaltijden bereiden. Het voelde als thuis en dat gaf ons houvast.” In de keuken van het Huis spreken ze andere ouders. “We vonden herkenning bij elkaar.” Een bijzondere herinnering hebben Monique en John-Paul aan een Syrisch gezin. De ouders verbleven met een dochter in het Huis. Hun zoontje lag in het ziekenhuis. “Zij kookten heel laat op de avond. Dan hingen er in de keuken heerlijke etensgeuren. Met handgebaren vertelde ik hun dochtertje dat het zo lekker rook. Even later brachten zij ons een bord eten. Dat was zo’n warm gebaar.”
Huilen van geluk
Na ruim een week in het Huis is er eindelijk verbetering in Mintes toestand. “Het lukte om de medicatie iets af te bouwen. Minte was meteen wat wakkerder. Wat waren we blij!” In een hoog tempo knapt Minte op. “Na tien lange dagen en nachten, waarin we haar nauwelijks mochten aanraken vanwege de prikkels, mocht ze weer bij me op schoot. Ik kon wel huilen – dit keer van geluk.” Minte is nu een vrolijke peuter van 2, zonder restverschijnselen van de infectie. Het gezin kijkt ondanks alle stress en zorgen positief terug op de ziekteperiode. “Dat komt echt door het Huis. De rust en ontspanning die we daar samen vonden, maakten het voor ons een minder traumatische periode. Als we de broers en zus van Minte vragen wat hun leukste vakantie ooit was, zeggen ze: in het Ronald McDonald Huis, natuurlijk.”