‘We dachten: nu verliezen we haar’
Drie dagen nadat ze met de vierjarige Luke en zes maanden oude tweeling Sanne en Reza zijn verhuisd, neemt Suzanne een douche. Leon stormt de badkamer in: “Suus, het gaat niet goed! We moeten 112 bellen!” Zonder zijn schoenen aan te doen stapt Leon in de ambulance, met Sanne die spierwit is en moeite heeft met ademhalen.
Sanne heeft het rhino- en RS-virus, waardoor ze problemen heeft met ademhalen. Het meisje wordt geïntubeerd op de intensive care in Amsterdam. Daar verzwakt ze steeds meer. Leon: “De artsen zeiden: ‘We gaan haar naar het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam brengen, ze moet aan een hart-longmachine. We weten niet of ze het gaat halen.’” In Rotterdam blijkt dat de longslagader tegen haar luchtpijp drukt; er is een vernauwing van 90 procent. Na een operatie verdikt het littekenweefsel, waardoor Sanne voor de tweede keer met spoed aan de hart-longmachine moet. Suzanne: “De deuren van de operatiekamer gingen dicht en we dachten: nu verliezen we haar.”
Positief blijven
Vierentwintig uur later neemt haar lichaam het zelf over en mag Sanne van de machine af. Als de intubatiebuis eruit gaat, komt al het slijm van het RS-virus eruit. Haar gezondheid gaat in een stijgende lijn omhoog. Haar ouders blijven altijd positief, net als Sanne zelf. In haar ziekenhuisbed lacht ze en zwaait ze naar de verplegers. Leon en Suzanne: “Sanne is onze held.”
Even een ijsje in de stad
In totaal verblijft het gezin zes weken in het Huis. “Ik maakte ’s ochtends in mijn joggingpak een flesje voor Reza en daarna ontbeten we aan die tafel”, wijst Suzanne aan. “Vlak bij de box waar Reza in kon liggen. In het Huis zijn onbekenden om je heen, maar je krijgt een band waardoor het echt een familiehuis is. Zo vroegen de andere gasten of we mee wilden eten of ze boden aan een flesje te geven aan Reza. Met Luke konden we een fiets pakken en een ijsje gaan eten in de stad. En ’s avonds konden we ons terugtrekken op onze kamer, maar we waren wel vlak bij Sanne. Ons gezin bleef draaien, we hadden een huis ver van ons eigen huis.”
"We hadden een huis ver van ons eigen huis"
Abnormaal was normaal
Sanne drentelt inmiddels vrolijk door de kamer met haar zusje. “Zij geeft ons vertrouwen, zij laat zien: het gaat goed met mij. Abnormaal was normaal, nu is normaal gewoon weer normaal. Ik ben van Rotterdam gaan houden. Als ik de skyline van Rotterdam zie, dan komt er een rust over me heen: mijn dochter is daar gered. Ik heb heel veel slechte herinneringen, maar ook heel veel goede dankzij het Huis. We zijn nu stikgelukkig. Toch, Sanne?” Maar Sanne kijkt niet om. Die rent met een boterham met worst achter haar zusje aan door de kamer.