5 vragen aan Jelle
Jelle (16) is sinds 2020 lid van de Kinderraad in het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht. Deze Kinderraad komt regelmatig bijeen om mee te denken over hoe het gaat in het ziekenhuis en wat er beter kan.
1. Wat is de Kinderraad?
“Een bijeenkomst van kinderen die vaak in het ziekenhuis zijn of zijn geweest. Zo’n zes keer per jaar praten we met elkaar over wat er beter kan in het ziekenhuis. Soms denken we ook mee over veranderingen, zoals nieuwe kledinghesjes in de operatiekamers. Die zijn nu moderner en sluiten veel beter. Daar zijn we heel trots op. En we hebben meegepraat over een verbouwing van het ziekenhuis, over hoe je makkelijk de weg kunt vinden in alle gangen.”
2. Waarom ben je lid geworden?
“Mijn vader hoorde er toevallig over en overtuigde me om een keer te gaan kijken. Ik vond het meteen leuk. Ik houd van nieuwe dingen leren en om veel te praten. Dat past heel goed bij de Kinderraad. Ik vind de Kinderraad belangrijk. In het ziekenhuis wordt heel goed voor je gezorgd, maar het is ook goed als er naar patiënten geluisterd wordt.”
3. Heb je zelf ook vaak in het ziekenhuis gelegen?
“Als baby had ik nierproblemen. Eén nier werkte zo slecht, dat ik een nieuwe nier moest. Mijn moeder heeft toen een nier gedoneerd aan mij. Ik lag veel in het ziekenhuis, maar weet daar weinig van. In de zomer, voordat ik naar groep 6 ging, werd ik weer heel ziek, een voorstadium van een vorm van kanker. Toen lag ik zo’n vier weken in het ziekenhuis voor chemobehandelingen. Gelukkig zijn de controles – we noemen dat altijd mijn apk-keuring – tot nu toe heel goed.”
4. Hoe ervaarde je die ziekenhuisperiode?
“De artsen en verpleegkundigen waren heel aardig. Maar het waren wel saaie weken. Ik had, zeker in het begin, weinig energie. Ik kon een beetje om me heen kijken, lag te niksen in bed. Mijn ouders sliepen om de beurt bij me; ze verbleven in het Ronald McDonald Huis.”
5. Hoe was het om je ouders zo dicht bij je te hebben?
“Fijn en gezellig. We deden spelletjes, aten samen en keken samen televisie. En toen het wat beter met me ging, konden we meer op pad in en rondom het ziekenhuis. Dan nam ik mijn infuus gewoon mee met zo’n kapstok op wieltjes. Het Ronald McDonald Huis was ook fijn voor mijn ouders. Als ze het even te veel vonden in het ziekenhuis of even moesten werken, dan gingen ze naar het Huis. Daar was het altijd lekker rustig. En daarna kwamen ze weer naar mij.”